Weer zo’n voorbeeld waarom we het niet moeten accepteren dat de kwaliteit van het onderwijs en de zorg verder achteruit gaat. Ik heb een leerling die afgelopen jaren veel begeleiding heeft gehad om structuur en duidelijkheid in zijn schoolleven te brengen. Zonder die begeleiding is het maar de vraag of hij het eindexamenjaar gehaald had. Nu kunnen we dit soort leerlingen die begeleiding nog geven, maar hoe lang nog? Daarom staak ik.
Lars is 17, is heel intelligent en heeft asperger. Hij heeft moeite met talen, maar is uitzonderlijk goed in de exacte vakken. Hij schrijft in een bijna onleesbaar handschrift. Tot voor kort kon ik moeilijk contact met hem krijgen. Dat veranderde toen ik hem en twee andere, ook heel intelligente, jongens begeleidde met hun profielwerkstuk. Ze hadden een eigen game bedacht en met zijn drieën daarvoor karakters en achtergronden ontworpen. Lars hield zich vooral bezig met het programmeren in de grafische programmeertaal Flash. Daarvoor had hij een boek aangeschaft waaruit hij zich zelfstandig Flash eigen maakte. Geen simpele kost.
Als hij me uitlegt hoe het programma werkt, is hij gewoon een ander mens. Zelfverzekerd, deskundig, heel communicatief, geestig. Hij groeit als hij mij zijn deskundigheid kan tonen. Hij legt me regel voor regel van het programma uit en laat zien hoe het werkt. Hij is mij zonder twijfel mijlenver de baas als het om computerprogrammeren gaat.
Dit soort leerlingen speelt in mijn lessen een belangrijke rol. Bij wiskunde, natuurkunde en nl&t zijn het vaak de leerlingen die me op een fout wijzen als ik een formule op het bord schrijf. Ook komen ze soms met een alternatieve oplossing voor een som en bedenken een eigen afleiding voor een formule. Of ze lossen een computerprobleem voor me op. Het zijn leerlingen die soms heel stil en onopvallend zijn, waardoor ik ze wel eens over het hoofd zie. Mijn aandacht is soms te vaak bij de leerlingen die lastig zijn. Maar ik heb inmiddels geleerd dat het de moeite waard is mijn aandacht ook op deze stillere leerlingen te richten en goed naar ze te luisteren. Ze kunnen me intellectueel echt uitdagen en zijn daarmee een verrijking voor mijn lessen.
Lars denkt heel sterk in beelden. Hij kan zich de drie-dimensionale vorm van een molecuul, bijvoorbeeld een eiwit, met zijn ogen dicht voorstellen. Daar heeft hij geen ingewikkelde software voor nodig. Dat talent kan hem een glanzende carrière in de biochemie bezorgen. Gelukkig doet hij over een paar maanden eindexamen en kan dan na de zomer scheikunde gaan studeren. Ik denk dat we nog wel van hem gaan horen.
Terug naar mijn eerste opmerking. Wat zou het verschrikkelijk zijn als we Lars en al die andere leerlingen, die een beetje extra begeleiding nodig hebben, niet meer in onze klassen zouden hebben. Omdat het geld ontbreekt, omdat we onvoldoende deskundigheid in huis hebben, omdat de klassen te groot zijn. Wat zou het erg zijn als Lars geen scheikunde zou kunnen studeren, omdat hij het vwo niet gehaald had. Misschien zou hij nog wel programmeur kunnen worden, maar daarmee loopt de wereld wel de uitvinder van een medicijn mis, dat miljoenen levens had kunnen redden.
1040-urennorm, prestatiebeloning, week minder vakantie. Allemaal belangrijk, maar mij gaat het om die leerlingen, die we straks niet meer kunnen geven wat ze nodig hebben.
Daarom staak ik.
Mooi en inzichtgevend verhaal. Wel mag de vraag worden gesteld hoe we dan wél goed en beheersbaar omgaan met de extra zorg voor een deel van de leerlingen. Het staat vast dat de kosten daarvan, en de groep kinderen die extra zorg krijgen, snel groeien. Bij alle redelijkheid van het verzet tegen de platte bezuinigingsmaatregel die Van Bijsterveldt voorbereidt, zouden we er goed aan doen een concreet alternatief scenario te hebben. Dat kom ik nergens tegen.
Of zijn we tevreden met het invoeren van Passend Onderwijs minus de 300 miljoen bezuinigingen?
Tot slot: 1040-urennorm en prestatiebeloning zijn *niet* belangrijk.
Er was in Nederland nooit enige relatie tussen het aantal uren dat een school lesgaf en de geboden onderwijskwaliteit of de behaalde resultaten. Binnen de EU geldt zelfs een negatieve correlatie tussen het aantal verplichte lesuren en de PISA-scores.
En prestatieloon maakt meer kapot dan je lief is. Het ‘instrument’ wordt puur op ideologische gronden aangehangen. En dat is, zeker in het onderwijs, zelden een goed teken.
Je hebt gelijk. We moeten ook met een positief verhaal komen. Daar zitten twee kanten aan.
In de eerste plaats is het naar mijn mening onverantwoord om op onderwijs (en trouwens ook op zorg) te bezuinigen. Daarin word ik de laatste tijd bevestigd door economen van naam en topmensen van grote ondernemingen. Die praten over “een land doodbezuinigen”, zoals nu bijvoorbeeld met Griekenland gebeurt. Dan hebben mensen minder te besteden en stagneert de economie. Erger is dat bezuinigen op onderwijs alle mogelijkheden voor toekomstige groei verhinderen. Immers, wanneer de economie weer aantrekt, zijn er onvoldoende deskundigen die kunnen bijdragen aan innovatie en verhoging van de productie. Bezuiniging op onderwijs is dus domme bezuiniging. Slimme bezuiniging, waar die zelfde deskundigen over spreken, is dan juist investeren in onderwijs en innovatie en bezuinigen op zaken die niets opleveren. Daar weet ik wel een paar voorbeelden van. Denk aan de bodemloze put van het JSF-project, waar de VS allang vanaf wil, of het hopeloze project in Afghanistan, waar agenten worden opgeleid voor een half miljoen de man.
De andere kant is: wat kunnen we er zelf aan doen, wanneer de bezuinigingen onvermijdelijk blijken?
Ook daar is een wereld te winnen. Docenten beter opleiden, meer aandacht in de klas voor de individuele behoeften van kinderen, meer mogelijkheden om op verschillende niveaus in de klas les te geven, zorg voor kinderen met een leer- of gedragsprobleem (ook op reguliere scholen), aandacht voor begaafde en talentvolle kinderen enz. Zie verder in mijn blog.
Vanuit de politiek lijkt er een pr-offensief gaande waarin leraren worden voorgesteld als lui en ondeskundig. Die strijd verliezen we wanneer we blijven praten over werkdruk en vakantiedagen. We moeten erop hameren dat het gaat om de kwaliteit van het onderwijs en de zorg voor de kinderen van alle Nederlanders. Die zijn onze toekomst. Daarin investeren betaalt zich veelvoudig terug.