Laten we niet bij de pakken neer gaan zitten. Die bezuinigingen komen eraan. Passend onderwijs is onvermijdelijk. Scholen worden afgerekend op hun prestaties. Onze volksvertegenwoordigers zullen hier en daar wat aanpassen en de pil vergulden, maar hier moeten we ons gewoon op voorbereiden. Beter dan in een slachtofferrol te blijven hangen is zelf initiatieven ontwikkelen op je eigen school, samen met je leerlingen en hun ouders. Dat neemt niet weg dat een vlammend protest tegen de bezuinigingen en de leugens en het cynisme rond passend onderwijs op zijn plaats is. Laten we de acties van het LAKS (21 december), die van LIA (9, 10 en 11 januari) en de AOB (26 januari) steunen en alle andere initiatieven die het parlement en de regering op andere gedachten kunnen brengen.
Er zijn alternatieven voor de bezuinigingen. Ik noemde in mijn vorige post de JSF en Kunduz en ook de uitgaven rond een verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/u zijn mogelijkheden voor de regering om geld te besparen. Niet erg realistisch misschien. Die uitgaven komen uit een ander potje en ik zie deze regering nog niet meteen op haar schreden terugkeren. Liever geld wegsmijten zodat automobilisten vijf minuten eerder op hun werk kunnen zijn dan investeren in goed onderwijs en daar op de lange termijn de (ook economische) vruchten van te plukken. Een realistischer alternatief is het schrappen van de prestatiebeloning in het onderwijs, waar de AOB voor pleit.
Ik kan me vergissen. Misschien kunnen de acties het beleid veranderen, maar laten we op het ergste voorbereid zijn.
Waar staan we dan? De AOB schat dat de 300 miljoen bezuinigingen zullen leiden tot 9000 ontslagen (6000 fulltime banen) in het speciaal onderwijs. Een klein aantal daarvan zal terecht kunnen in de nieuwe samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs, maar die zijn er nog niet. De regionale expertisecentra verdwijnen en voor die mensen is de kans op een baan heel klein. De meeste docenten in het speciaal onderwijs zijn niet bevoegd voor het reguliere voortgezet onderwijs en bovendien, wie zou daar dan plaats voor hen moeten maken? Al met al een enorm verlies aan expertise en kosten elders voor uitkeringen aan werkeloze onderwijzers.
Op het eerste gezicht zijn de gevolgen voor het reguliere onderwijs beperkt. Helaas is dat maar schijn. Door het verdwijnen van een groot deel van de zorg in het speciaal onderwijs komt die voor rekening van de reguliere scholen. Die kunnen beschikken over ambulante zorg binnen samenwerkingsverbanden van reguliere en speciale scholen. Maar niemand weet nog hoe die samenwerkingsverbanden eruit zien, laat staan hoe die gaan werken. Hoe dan ook kunnen reguliere scholen een groter aanbod van leerlingen verwachten die extra zorg nodig hebben. Omdat de rugzakjes worden afgeschaft is ook daar minder budget voor het begeleiden van leerlingen met een leer- of gedragsprobleem.
Wil een school die leerlingen toch goede begeleiding bieden, dan zijn er twee mogelijkheden. De eerste is minder probleemkinderen aannemen. Daarmee loopt de school minder risico om later, als de begeleiding onvoldoende blijkt te zijn, die kinderen naar het speciale onderwijs te verwijzen. En dat komt scholen te staan op een rekening van 16.000 Euro. Per leerling. Het gevolg is in elk geval dat meer kinderen dan nu al het geval is onderwijs krijgen onder hun niveau. Als ik dan bedenk dat sommige jongeren met bijvoorbeeld een autistische stoornis tegelijkertijd een hoge begaafdheid hebben, kan ik me enorm opwinden over het persoonlijk en maatschappelijk leed dat hiermee wordt aangericht.
De andere mogelijkheid voor scholen is de kosten voor goede zorg elders uit het budget te halen. Dat leidt onvermijdelijk tot besparing op personeelskosten en daarmee tot grotere klassen. Ambulante zorg kan de zorg binnen de eigen muren niet zonder meer vervangen. Er is een groot verschil tussen een kind tijdens de les even naar een prikkelarme ruimte sturen om tot rust te komen of het verwijzen naar een zorgverlener die eenmaal per week naar school komt. De zorgcoaches en het zorgadviesteam op mijn school steken nu veel tijd in de begeleiding van kinderen met een autistische stoornis, adhd, dyslexie, faalangst enz. En met groot succes. Zonder die begeleiding zouden ze de eindstreep niet halen.
De balans is dan: minder geld voor zorg binnen de school, grotere klassen, een groter beroep op docenten om leerlingen met een probleem tijdens de les te begeleiden. Hoe vangen we dat op? Aan de ene kant leveren de bezuinigingen grote beperkingen op, waar we steen en been over kunnen klagen. Aan de andere kant geeft het ook een mate van vrijheid om goede oplossingen te bedenken. De minister kan niet verlangen dat wij met minder geld beter gaan presteren zonder de vrijheid creatieve oplossingen te vinden. Kortom: klaag niet! (Zie ook Aleid Truijens.)
Wat kunnen we op school zelf doen in tijden van bezuiniging?
Om te beginnen moeten we inzien dat je alleen goed kunt lesgeven als je aandacht hebt voor de specifieke mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen. Dat was altijd al zo, maar als straks leerlingen buiten de les minder deskundige begeleiding krijgen komt het nog meer aan op aandacht en zorg in je klas. Je kunt zeggen: “Ik ben docent, geen therapeut.” Zeker. Voor therapie moet je kinderen via de schoolarts of huisarts doorverwijzen naar een psycholoog of psychiater. Dat neemt niet weg dat je gewoon niet aan lesgeven toekomt als je niet kunt omgaan met kinderen die veel aandacht opeisen, extreem stille kinderen, kinderen die even een time-out nodig hebben, sombere kinderen enz. Extra streng zijn en strafregels laten schrijven zijn dan lapmiddelen, die de kwaliteit van je lessen echt niet vergroten.
Een collega van me, Pieter Knook, heeft onlangs een onderzoek afgerond (Effecten van een pedagogische training op de leraar-leerling relatie, ) waarin hij aantoont dat de kwaliteit van de leraar-leerling relatie van directe invloed is op het welbevinden van de leerling en de leerprestaties. Zijn conclusie is dat pedagogische bijscholing van met name jonge docenten de kwaliteit van het onderwijs vergroot.
Bijscholing
Het eerste antwoord op de vraag, wat we zelf kunnen doen, is dan ook onze deskundigheid vergroten op het gebied van leer-, gedrags- en psychische problemen. Niet om in de klas therapie te bedrijven, maar om onze lessen effectiever te maken. Als het je eigen kind was zou je ook wensen dat ze les kregen van een zorgzame en liefdevolle docent. Bijscholing is met name belangrijk voor mentoren, die in de meeste gevallen het eerste aanspreekpunt zijn voor kinderen die een probleem hebben. Maar ook voor de vakdocenten is het belangrijk om hun kennis op dit gebied te vergroten. Wanneer je je ogen en oren open hebt in de klas, kun je sneller signaleren of een kind ergens mee zit. Je kunt dan even buiten de klas praten om te zien of je indruk juist is en het dan, zo nodig, doorsturen naar de mentor, een vertrouwenspersoon of de schoolarts.
Ik denk dat we op deze manier de schade van de bezuinigingen onder de noemer passend onderwijs enigszins kunnen beperken. We zijn dan samen in staat meer leerlingen met een probleem op onze school te houden en hun talenten laten bloeien.
Kinderen verschillen sterk in de manier waarop ze leren, in hun concentratievermogen, omgaan met fouten maken, verantwoordelijkheid nemen, samenwerken, omgaan met conflicten enz. Ze hebben ook verschillende talenten. De een is goed in wiskunde en minder goed in talen. Bij een ander is het andersom. De een heeft aan een half woord genoeg, een ander vraagt een uitgebreide uitleg. Als je een klas met al die verschillen als een eenheidsworst behandelt doe je veel leerlingen tekort. De snelle leerlingen zitten zich een groot deel van je les dood te vervelen. In het beste geval merk je daar weinig van, maar er zullen er ook gaan klieren. Voor de langzame leerlingen gaat het nog te snel.
Ervaren docenten hebben daar natuurlijk mee om leren gaan en ieder heeft inmiddels zijn eigen methode gevonden om leerlingen apart te bedienen. Toch hebben ook die leraren weinig reden tot optimisme. Uit een onderzoek, dat wij vorig jaar onder ruim 100 meer dan gemiddeld begaafde leerlingen van alle leerjaren hebben gedaan, blijkt dat zij zich zonder één uitzondering minstens de helft (tot wel 90%) van de tijd tijdens de lessen zaten te vervelen. Leerlingen willen echt graag leren, willen meer uitgedaagd worden, meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces, blijkt uit ons onderzoek, maar krijgen niet wat ze vragen.
Het tweede antwoord is dan ook bijscholing in didactische methoden, bijvoorbeeld gedifferentieerd lesgeven. In de jaren ’70 hebben we een tijd gewerkt met DBK, Differentiatie Binnen Klasseverband. Daar hoorden ook lesmethoden bij, bijvoorbeeld voor natuurkunde en aardrijkskunde. Mij beviel het prima en het is jammer dat die methodiek weer verlaten is. We zouden nu, met alle mogelijkheden die internet biedt, veel eenvoudiger dan toen weer differentiatie in de klas kunnen invoeren. Dat maakt het ook makkelijker een motto in praktijk te brengen dat uit ons talentonderzoek voortkwam: ‘Moeilijk Moet”.
Talent bevorderen
Het derde antwoord is speciale programma’s voor (hoog)begaafden. Op mijn school, het ECL in Haarlem, zijn we dit jaar gestart met het Talentproject voor leerlingen die meer kunnen en meer uitdaging nodig hebben. Een deel van het project is leerlingen, die dat aankunnen, de mogelijkheid tot verbreding bieden. Daarin volgen we andere scholen, zoals het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen, dat daar al 25 jaar ervaring mee heeft. In volgende blogs zal ik regelmatig verslag doen van de voortgang van het Talentproject op het ECL.
Het vierde antwoord is de talenten van docenten aanboren. Net als leerlingen verschillen docenten sterk in hun mogelijkheden en beperkingen. Op het ECL zijn wij onlangs gestart met een onderzoek in het kader van Vitaal Leraarschap, samen met InHolland. Het onderzoeksteam van het ECL heeft besloten zich te richten op de vraag hoe binnen het docententeam talent het beste kan worden bevorderd. We streven naar een versimpeling van het taakbeleid, zodat leraren meer zelf kunnen bepalen welke taken bij hen passen en welke niet.
Fouten maken moet
Ik kom hier in volgende blogs nog uitgebreid op terug, maar nu alvast een van mijn stokpaardjes. Zonder fouten maken kun je niet leren en wie beweert dat hij nooit fouten maakt liegt of is heel dom. Het is heel ongelukkig dat ons onderwijs een cultuur heeft die fouten bestraft. Wij juffen en meesters staan meteen klaar met ons rode potlood. Wie wil weten hoe belangrijk fouten zijn, leze het boek van de Engelse econoom Tim Harford, Adapt – Why Success Always Starts with Failure, of het New York Times artikel in mijn blogroll hiernaast. Bekijk ook de TED Talks van Ken Robinson. Die zijn niet alleen heel geestig, maar zeer behartenswaardig.
Stimuleer het leerproces door leerlingen de kans te geven van hun fouten te leren. Laat leerlingen die een proefwerk onvoldoende gehaald hebben dit overdoen. Ik heb daar zelf heel goede resultaten mee. Het interessante is dat, contra-intuïtief, je daarmee niet meer werk op je hals haalt. Leerlingen hebben minder faalangst en scoren beter voor toetsen, wanneer ze weten dat ze die kunnen inhalen. Ik heb kinderen in de klas gehad, die meteen aan het begin van het jaar stelden dat natuurkunde niets voor hen was en bovendien veel te moeilijk, die vervolgens achten en negens haalden. Bovendien vind ik dat leerlingen de stof moeten beheersen – althans minstens op een basisniveau – en er niets mee opschieten drieën en vieren voor een vak te halen.
Meer sport
En ja, een ander stokpaardje. Kinderen bewegen veel te weinig. We zien nu al een toename van te zware kinderen, maar beweging is vooral goed voor de leerprestaties. Wat zou het fijn zijn als elke schooldag kon beginnen met een uur sport. Dat zou om te beginnen een uitkomst zijn voor die kinderen die nu moeite hebben met een hele dag stilzitten. Wij passen in individuele gevallen het rooster aan van bijvoorbeeld zware adhd’ers, zodat ze ’s ochtends eerst een uurtje kunnen sporten. Ze kunnen de dag dan veel beter aan. Maar ook voor andere kinderen zou meer sport een zegen zijn.
Zeg niet dat dat niet kan, dat het curriculum, de wetgeving de inspectie, maakt niet uit, dat niet toelaten. De minister wil bezuinigen, de minister wil dat we meer zorg bieden aan probleemkinderen, de minister wil dat we beter presteren, dan zal de minister ons ook vrij moeten laten om daarvoor de juiste oplossingen te vinden. Wij zijn tenslotte de deskundigen die weten wat het beste is voor onze leerlingen.
Nog geen reacties ... Wees de eerste die een reactie plaatst!