Misverstand (over talent) nummer twee, schreef ik mijn vorige post, is dat (hoog)begaafden ‘er wel komen’. Niets is minder waar. Voor talent moet je hard werken en daarbij spelen ouders, docenten en leerlingbegeleiders een belangrijke rol. Daarover gaan deze en volgende posts.
‘Alle kinderen en jongeren willen leren’ is een stelling die ik durf te verdedigen. Als je een-op-een met jongeren praat is er niemand die zal zeggen dat ze niet wil leren. Hoe komt het dan dat zoveel kinderen, en met name ook (hoog)begaafden, onder hun niveau presteren? Nu zijn daar boekenkasten over vol geschreven die ik hier niet allemaal zal citeren. Praktijkverhalen zijn vaak net zo leerzaam en zeker zo herkenbaar.
Jochem zit in 2-atheneum. Hij heeft vorig jaar bij de testen voor het excellentieproject heel hoog gescoord op intelligentie, zowel verbaal, numeriek als ruimtelijk. Hij kan dus alle kanten op, zou je zeggen. Toch is hij vorig jaar maar net overgegaan en nu ziet het er weer niet best uit. Het lukt maar niet om hem serieus aan zijn huiswerk te krijgen. In de klas probeert hij wel mee te doen, maar het boeit hem allemaal maar matig. Zijn testscores voor motivatie en prestatie wezen, niet verrassend, uit dat hij weinig gemotiveerd is en school niet leuk vindt.
Tegen zijn coach doet hij aanvankelijk heel stoer dat het hem weinig kan schelen. Hij gaat wel een paar zessen halen en dan gaat hij zeker over. Dat hij met een paar vieren en vijven geen kans maakt dringt maar langzaam tot hem door.
Jochems probleem – en dat zie je bij veel intelligente kinderen – is dat hij nooit heeft leren doorzetten of ergens hard voor werken. Het ging altijd makkelijk. De basisschool komen ze zonder inspanning door. Terwijl andere kinderen nog woordje voor woordje de eerste bladzijden aan het spellen zijn, hebben zij het boek al uit. De moeilijkste sommen hebben ze na een blik door. Sommige kinderen gaan zich dan vervelen en worden lastig, terwijl anderen een strategie ontwikkelen waarbij ze onder de radar blijven. Richard, in deel 1 van deze serie, had daarvoor een wel heel extreme strategie gekozen. Hij zorgde ervoor dat hij ’s ochtends op school gewoon te moe was om lastig te zijn.
Jochem’s strategie is in de klas niet teveel opvallen en thuis zo min mogelijk doen in de hoop dat dat net genoeg is om over te gaan. Pas gaandeweg de gesprekken met zijn coach komt hij erachter dat hij hier zelf niet gelukkig over is. Hij moet toegeven dat hij het allerliefst een 8 of een 9 zou halen en dat het genot van een paar uurtjes niets doen maar van korte duur is. Vooral als er een onvoldoende op volgt.
Do’s en don’ts
Wat zijn zo de do’s en don’ts van het begeleiden van pubers die onder hun niveau blijven?
Hoewel verleidelijk, is de grootste valkuil je kind of leerling steeds maar weer vermanend toe te spreken. Thuis: “Jongen, ga toch eens aan je huiswerk,” “Ben je nu al klaar?” “Als je geen voldoende haalt voor je scheikundeproefwerk mag je een maand niet gamen,” of op school: “Als je vijf keer je huiswerk niet gemaakt hebt, of je boeken niet bij je hebt, gaat er een punt af van je cijfer,” “Als je deze oefening niet doet heb je een onvoldoende.” Goed bedoeld, natuurlijk, maar vaak bereik je daarmee precies het tegenovergestelde van wat je beoogt. Het is bovendien een voortdurende bron van conflicten. Ruzie thuis, straf op school. En een puber die nog meer dwars gaat liggen.
Een andere valkuil is iemand steeds weer eraan herinneren dat hij zo intelligent of begaafd is. “Je kunt zoveel, maar waarom zien we dat niet aan je rapportcijfers?” Opa’s en oma’s, ooms en tantes, de buren, iedereen is vol bewondering voor het jonge talent. Het jonge talent zelf grijnst maar wat schaapachtig onder alle complimenten.
Wat is er met deze jongeren aan de hand? Waarom slagen we er niet in hun gedrag bij te sturen?
Beide valkuilen hebben het zelfde effect. In onze zorgzaamheid confronteren we hen steeds weer met hun falen. Steeds maar weer horen hoe intelligent je bent en wat voor bijzondere talenten je hebt kan iemand onder enorme druk zetten. Die beloften kun je bijna nooit waar maken.
Je puber hoeft niet heel intelligent te zijn om in te zien dat hij onder zijn eigenlijke niveau presteert. Daar wil hij echt niet steeds aan herinnerd te worden. Hij kan zelf ook wel bedenken dat hij beter moet leren en harder werken. Maar hoe moet dat dan?
Prijs iemand niet om wat hij is, maar om wat hij doet.
Stap een is misschien de lastigste: niets doen. Of liever, geen negatief commentaar, geen referenties aan talent of intelligentie. Maar wel: complimenteer haar als ze haar best gedaan heeft, geef positieve aandacht.
Voor ouders is dit een moeilijke stap. Je puber ligt in het weekend de hele ochtend in bed. Voert geen klap uit voor school en zijn cijfers gaan almaar achteruit. Straks moet hij van school, van het atheneum naar de havo of zelfs het vmbo. In je wanhoop weet je niets beters te bedenken dan zijn computer en tv afpakken en hem elke dag drie uur huiswerk laten maken. Dat blijkt na een tijdje toch niet te werken. Het wordt alleen maar erger en je hebt elke dag ruzie in huis.
Die negatieve spiraal kun je alleen maar doorbreken door met je kind te praten zonder verwijten te maken. Vragen, niet adviseren of vermanen. Vraag wat hem bezig houdt, wat hij zou willen, wat hij moeilijk vindt. Vraag wat hem zou helpen. Maar voor alles, luister. En, al zit je met het zweet in je handen, laat merken dat je hem vertrouwt en dat je er zeker van bent dat het goed komt.
Dat is niet het zelfde als onverschilligheid. Integendeel. Je laat merken dat je het belangrijk vindt dat het goed gaat met je kind en dat je bereid bent om te helpen, als hij erom vraagt.
Ook wij leerkrachten worstelen met dit dilemma. Onze handicap is dat we bijna vergroeid zijn met ons rode pennetje. Ook wij trappen in die valkuil van leerlingen steeds weer confronteren met hun tekortschieten. We zijn er enorm goed in om aan te geven wat fout ging, maar hebben moeite met complimenten geven. Het is nooit goed genoeg. Zelfs als ze keihard hebben gewerkt krijgen ze nog maar een zes of een zeven, zelden een tien. Het is zelfs zo dat wanneer een hele klas een voldoende heeft voor een proefwerk, we aannemen dat dat proefwerk dan wel te makkelijk was.
En waarom accepteren we dat een leerling voor ons vak onvoldoende na onvoldoende haalt? Welke boodschap geven we dan mee? Je kunt het niet.
Geen wonder dat ze gedemotiveerd raken of het helemaal opgeven.
Ook hier geldt: doorbreek de negatieve spiraal. Probeer er samen met je leerling achter te komen wat de belemmering is om goed te presteren. Trap er niet in als ze zegt dat ze ‘lui’ is. Of dat ze school ‘gewoon’ niet leuk vindt. Probeer er achter te komen waardoor ze gedemotiveerd is. Wat is er precies gebeurd? Misschien is er sprake van faalangst. Misschien zit ze zich in de les te vervelen. Staat de leerling onder hoge druk om te presteren? Is er thuis iets aan de hand? Maar alweer, voor alles: vraag, luister, adviseer niet. Geef aandacht, vertrouwen, laat je betrokkenheid merken.
Leren leren
Wat we ons op school te weinig realiseren is dat maar weinig leerlingen hebben geleerd hoe ze moeten leren. Leren leren mag dan op elke school wel hoog in het vaandel staan, in de praktijk kunnen we daar nog veel aan verbeteren. Vooral de meer begaafde leerlingen, die moeiteloos door de basisschool en de onderbouw gefietst zijn, hebben nooit goed geleerd hoe ze voor verschillende vakken moeten leren, woordjes, grammatica, sommen, begrippen, of hoe ze hun schoolwerk moeten plannen.
Plannen is sowieso niet de sterkste kant van pubers. Dat moeten we dan ook niet van ze eisen. Volwassenen moeten hen daarbij helpen. Zoals Eveline Crone (in Het Puberende Brein) zegt: “Volwassenen zijn de prefrontale cortex van pubers en adolescenten.”
Een goede aanpak kan zijn de leerling helpen met plannen en studievaardigheden verbeteren.
Voor iedere jongere zal de precieze aanpak weer anders zijn. Wat helpt bij de motivatie is een gesprek over dromen. “Hoe ziet jouw leven er uit over tien jaar?” “Wat voor rol speel jij dan in de maatschappij?” Belangrijk is ook om samen te kijken naar de kernkwaliteiten van de jongere en welke die zou willen ontwikkelen (Kernreflectie). Denk aan verantwoordelijkheid, sociale vaardigheid, zorgzaamheid, creativiteit, perfectionisme.
Ik vind het steeds weer verrassend hoe alleen al zo iets simpels als aandacht geven een geweldige verandering in attitude van een puber tot gevolg kan hebben. Zoals mijn collega Els zegt: “Ze komen met hangende schouders mijn kamer binnen en lopen huppelend weer naar buiten.”
Het meest succesvol is deze aanpak als ouders, leerling en school samenwerken. Zie het als een gezamenlijk project met een gemeenschappelijk doel. Zie de leerling als een gelijkwaardige partner. Tenslotte is die de expert.
Een heel handig boek om je bij dit proces te helpen is Onderpresteren. Help je kind de middelbare school door zonder duwen en trekken. van Monique Schaminée en Saskia Bruyn. Website
Nog geen reacties ... Wees de eerste die een reactie plaatst!