Deel 1 van deze serie begon ik met:
“Sir Ken Robinson, de bekende Britse onderwijsvernieuwer, zegt het bij iedere gelegenheid: “Teaching is an art form.” Goede leraren weten wat hun leerlingen inspireert. Ze zijn deskundig in hun vakgebied. Ze zijn pedagoog. Ze hebben aandacht voor de individuele behoeften van hun leerlingen en passen hun lessen daarop aan. Ze hebben een groot repertoire aan manieren om hun leerlingen te motiveren. Ze zijn een voorbeeld en een rolmodel.”
Stap voor stap komen we in de buurt van het antwoord op de vraag, wat nu eigenlijk het doel van onderwijs is. Deze keer ga ik het hebben over fouten maken.
Wij schoolmeesters en -juffen zijn vergroeid met ons rode pennetje. Het lijkt wel een zesde vinger. Af en toe krijg ik een brief, die ik aan een collega gestuurd heb, terug met correcties van de spelfouten. Dank u beleefd, maar heeft u misschien de inhoud ook gelezen?
Al vanaf het begin van mijn loopbaan in het voortgezet onderwijs heb ik me gestoord aan collega’s die, wanneer er gevraagd werd hoe het met een bepaalde leerling ging, eerst een blik in hun cijferboekje moesten werpen voor ze antwoord konden geven. En dan kwam er zoiets als: ‘Ik heb hier een 3,4 staan. Ik kan er helaas geen 3,5 van maken.’ Dat was niet de vraag, volgens mij. Cijfers geven maar een heel gebrekkig beeld van een leerling. Je kunt met uitsluitend de cijfers nauwelijks iets zeggen over de capaciteiten van een leerling – dat wat er in zit, maar misschien nog niet uit gekomen is.
In plaats van als feedback aan de leerling over zijn voortgang en als hulpmiddel bij zijn leerproces, gebruiken we cijfers om een oordeel te vellen. We permitteren ons soms uitspraken over iemands toekomst gebaseerd op weinig anders dan de rapportcijfers. In het ergste geval worden cijfers gebruikt als machtsmiddel, om een leerling te corrigeren, bijvoorbeeld als we ontevreden zijn over diens werkhouding. Vroeger hoorde ik een docent nog wel eens beweren dat hij lage cijfers gaf om leerlingen te motiveren hard te werken. Die had dan ook een vak dat zo moeilijk was dat maar weinigen daar een voldoende voor konden halen. Voorbij, hopelijk.
Afrekenen
Waar komt toch die obsessie met cijfers in het onderwijs vandaan? Ik denk dat het voortkomt enerzijds uit een behoefte tot beheersing en controle, en anderzijds uit een negatieve houding tegenover fouten maken. Fouten worden ontmoedigd en afgestraft, terwijl het veel productiever is, fouten te accepteren, of zelfs aan te moedigen, als een noodzakelijk onderdeel van het leerproces. ‘Van je fouten kun je leren.’ Iedereen kent die uitdrukking, maar in de praktijk is dat een loze kreet, wanneer we leerlingen niet de kans geven een onvoldoende toets over te maken net zolang tot ze de stof beheersen. Lees nog eens In het voortgezet onderwijs moet elke toets herkansbaar zijn.
Ook elders in de maatschappij kom je deze onproductieve manier van omgaan met fouten tegen. Mensen worden op hun werk ‘afgerekend’ op hun resultaten, wat in de praktijk betekent dat je het wel uit je hoofd laat om fouten te maken. Het gevolg is dat de organisatie waarin zij werken niet uit de medewerkers haalt wat erin zit en uiteindelijk niet in staat is te innoveren en te concurreren.
Een andere, tamelijk idiote manier om tegen fouten aan te kijken kom je tegen wanneer er over experimenten wordt gepraat. Dan hoor je over een experiment dat het is mislukt. Als het een goed opgezet experiment was, met een goede, niet triviale vraag en een heldere hypothese, kan het per definitie niet mislukken. Als de vraag is beantwoord kan de hypothese ofwel bevestigd worden of ontkracht. In beide gevallen is het experiment geslaagd, omdat we daarmee iets nieuws geleerd hebben.
Fouten maken moet, niet mag
In zijn vlot geschreven en inspirerende boek, ‘Adapt: Why Success Always Starts with Failure’, houdt de Britse econoom Tim Harford een pleidooi voor het maken van fouten, niet voor het vermijden ervan. Hij bouwt zijn argument op vanuit de evolutieleer en toont aan dat, net als in de natuur, succesvolle adaptaties (innovaties) bestaan bij de gratie van grote aantallen mislukkingen. Hij geeft prachtige voorbeelden van organisaties en individuen die een open houding hebben tegenover fouten en zich daardoor snel en succesvol kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Zijn conclusie is duidelijk: fouten zijn noodzakelijk om succes te hebben. Hoewel hij daar niet specifiek over schrijft, geldt deze redenering ook in het onderwijs.
Ons onderwijs is teveel gebaseerd op wantrouwen. We gaan ervan uit dat jongeren niet willen leren, dat ze de kantjes ervan af lopen en de boel belazeren (spieken bijv.). Schoolboeken en lesmethoden maken leerlingen afhankelijk van hun docenten in plaats van hun zelfstandigheid en autonomie te bevorderen.
Het is een leerzame ervaring eens te observeren hoe jongeren zichzelf dingen leren die ze belangrijk vinden. Hoe ze zichzelf leren programmeren als ze computergames of apps ontwerpen, hoe ze leren skateboarden, gitaarspelen, een vreemde taal leren (met buitenlandse vrienden), sociale vaardigheden aanleren op hun werk, enzovoort. Dan is er geen enkel probleem met fouten maken. ‘Okee, dat werkt niet. laat ik wat anders proberen.’ Je valt en staat op en je probeert het weer, net zolang tot je het kunt. Zo kunnen we ook op school leren, wanneer we bereid zijn fouten positief te waarderen.
Kijk vooral naar de TED talk van Sugata Mitra, waarin hij aan de hand van zijn ‘Hole in the Wall’ experimenten laat zien hoe kinderen heel zelfstandig – en zichzelf corrigerend – de moeilijkste dingen leren. Geestig, ontroerend en een eye opener:
Juist in het onderwijs moeten we jonge mensen de kans geven in een veilige omgeving zoveel mogelijk fouten te maken. We zouden fouten moeten zien als een kans om iets nieuws te leren. Wanneer we die gedachte in onze klassen toelaten, ontstaat er een ideaal klimaat om te leren. Een ideaal klimaat ook om leerlingen met faalangst of perfectionisme te helpen om hun zelfbeeld en zelfvertrouwen te verbeteren. En anderzijds leerlingen met zelfoverschatting de kans te geven veilig neer te komen als ze eens flink onderuit gaan.
_________________________
Bronnen
Tim Harford, 2011. Adapt: Why Success Always Starts with Failure. New York. Farrar, Straus and Giroux. ISBN 978-0374100964.
Sugata Mitra shows how kids teach themselves. TED talk 2007 http://www.ted.com/talks/sugata_mitra_shows_how_kids_teach_themselves.html
Op dit punt zijn inderdaad eye-openers nodig. Als vmbo docent heb ik jarenlang leerlingen met behulp van overhoringen aan het werk gezet. In Denemarken zag ik dat het ook anders kan. Daar gaf men zelden toetsen en toch waren de leerlingen tijdens de lessen taakgericht. Maar als individuele docent in een school is het lastig om uit het patroon van ‘motiveren door overhoren’ te breken. Want als je de enige bent die niet geregeld overhoringen geeft, gaan de leerlingen noodgedwongen voor je collega’s aan het werk. Dit is dus een type probleem dat schoolbreed moet worden aangepakt.
Hallo Gerald,
Dank voor je reactie. Op deze blog en op OnderzoekOnderwijs.net zullen we binnenkort meer aandacht besteden aan toetsen. Ik ben net als jij van mening dat we veel te veel toetsen, dwz toetsen voor een cijfer. Dat betekent veel extra werk(druk) voor de docent, veel stress voor de leerlingen en is volkomen onnodig. Aan de andere kant stelt een goed systeem van heel frequente diagnostische toetsen de leerling en de docent in staat om de voortgang te volgen en op tijd in te grijpen wanneer er een achterstand ontstaat.