Onlangs kondigde een ervaren kleuterleidster aan dat ze het na 39 jaar voor gezien houdt. Erica Ritzema vertelt in een uitzending van KRO’s Brandpunt dat ze niet langer kleuters wil klaarstomen voor de Cito-toets. In een voordracht op een onderwijsbijeenkomst legt ze iets uitvoeriger haar beweegredenen uit.
De Cito-toets? Op de kleuterschool?
In een vorig bericht, De Testgekte, verwees ik naar een schokkend verhaal over testen van kleuters in Florida en vroeg mij af of dat hier ook gebeurde. En inderdaad, ook hier worden kleuters – en zelfs peuters – onderworpen aan Cito-toetsen. Met alle goede bedoelingen, zoals bijvoorbeel de Amsterdamse onderwijswethouder Pieter Hilhorst aan Brandpunt uitlegt:
We willen dat de ontwikkeling van de kinderen voorop staat. En vooral voor de kinderen met een taalachterstand is dat van belang, want als er kinderen zijn die bij het begin van de basisschool al een taalachterstand hebben, dan houden ze die de hele basisschool mee en dat betekent dat ze gewoon niet de kans krijgen om het beste uit zichzelf te halen.
Maar wat als die goede bedoelingen nu juist averechts uitpakken, of zelfs ronduit schadelijk zijn?
In de Brandpuntreportage wordt gezegd dat “wetenschappers het erover eens [zijn] dat kleuters te jong zijn om individueel te testen.” Prof. Sieneke Goorhuis-Brouwer is een van die wetenschappers. Zij is expert op het gebied van de ontwikkeling van het jonge kind en een fervent tegenstander van kleuters toetsen:
Ik vind dat een heel slechte ontwikkeling, die toetscultuur, omdat het niets zegt over de mogelijkheden of onmogelijkheden van kinderen.
Het is ingezet met de beste bedoelingen, om de zwakke leerlingen te stimuleren, maar juist de zwakke leerlingen halen we hiermee onderuit. Het beleid bijt zich dus in zijn eigen staart.
Eigenlijk is de beoordeling hoe gaat het met een peuter en kleuter heel simpel. Als ze vrolijk en enthousiast zijn en tegen de juf zeggen: Je bent zeker wel blij dat ik er ben, is er met dat kind niks mis, wat die ook presteert met taal of rekenen.
Dat lijkt mij iets dat een ervaren leerkracht heel goed zelf kan beoordelen. Een taal- of rekentoets op het juiste moment kan die leerkracht helpen om te bepalen of een kind zich goed ontwikkelt, of extra hulp nodig heeft. Het sleutelbegrip is hier: het juiste moment. Wanneer een kind aan lezen of rekenen toe is. Niet eerder. En niet om scholen en leerkrachten de maat te nemen, zoals nu gebeurt.
Carla Spekreijse, een van de kleuterjuffen in de Brandpuntuitzending:
De kinderen beginnen bij mij al in groep 1 aan de tafel te zitten en met een beetje pech komen ze de hele lagereschoolperiode bij de juf aan de tafel te zitten.
Dat is dan het gevolg van een vroege signalering van taalachterstand. Goed bedoeld alweer, maar een kunstmatig signaal, omdat het ene kind nu eenmaal sneller is met taal leren dan het andere.
Bovendien is de manier van lesgeven, die nu van bovenaf wordt voorgeschreven, voor kinderen van die leeftijd niet bevorderlijk voor hun ontwikkeling, zeggen alweer de experts, de ervaren juffen en de onderzoekers. Het is heel grappig om te zien hoe een groot deel van de kleutergroep van juf Carla met heel andere dingen bezig is terwijl zij dingen uitlegt. Van het andere deel krijgt ze glazige blikken als het hen boven de pet gaat.
Erica Ritzma (nog maar eens: 39 jaar ervaring in het werken met kleuters) in de uitzending:
Wij moeten niet meer aansluiten op de leefwereld van de kinderen, wij moeten aansluiten op de Cito-toets.
Het gevolg is: kinderen in groep 1 krijgen al taal en rekenen op het niveau van groep 3, programmatisch werken, klaarstomen voor de Cito-toetsen. Terwijl alle experts het erover eens zijn dat spelen essentieel is voor de ontwikkeling van het jonge kind, blijft er weinig tijd over om fijn te spelen.
Dit is allemaal niet nieuw. Toch is door het Ministerie van OCW besloten dat ook kleuters aan Cito-toetsen moeten worden onderworpen. Berust die beslissing op adviezen van wetenschappers die er kennelijk andere opvattingen op nahouden? Zo ja, wie zijn die wetenschappers en wat is de wetenschappelijke basis voor die opvattingen?
Een andere interessante vraag is: in hoeverre worden die adviezen beïnvloed door commerciële belangen? Zijn de wetenschappers die het Ministerie adviseren misschien de toetsexperts van Cito? De toetsindustrie is een heel lucratieve tak van sport. Niet alleen de toetsen brengen veel geld op, ook de trainingen die Cito aanbiedt om kinderen op school of thuis klaar te stomen voor de toetsen zijn commercieel interessant. En nu worden zelfs peuters aan zo’n testregime onderworpen. (N.B. Cito biedt zelf geen trainingen aan. Dat zijn andere bedrijven die daar soms nogal opdringerig reclame voor maken.)
Goede bedoelingen
Beleidsmakers, zoals wethouder Hilhorst of staatssecretaris Dekker, zeggen steeds dat de ontwikkeling van kinderen voor hen voorop staat. Ik twijfel niet aan hun goede bedoelingen, al wordt dat lastig wanneer keer op keer blijkt dat ze heel selectief luisteren naar adviezen. Ervaren docenten en wetenschappers die kritisch zijn over een beleid van ‘meten is weten’ en afrekenen worden steevast genegeerd.
In het interview met de wethouder komt tenslotte de aap uit de mouw. Hilhorst is zich ervan bewust dat kinderen zich heel grillig kunnen ontwikkelen:
Wat je doet is dat je wel wil weten of kinderen vooruitgang boeken. Dus we willen dat ze beter Nederlands leren en we proberen te kijken […] of ze dat op de juiste manier doen.
Je kan wel kijken dat op de ene peuterschool […] het gemiddelde van de momentopnamen is anders dan op de andere school. En dan kan je zien: hee, daar doen ze het eigenlijk beter.
De juiste manier van leren wordt kennelijk niet bepaald door degenen die bij uitstek deskundig zijn, ervaren peuter- en kleuterleerkrachten, maar door beleidsmakers die sinds hun zesde nooit meer een kleuterschool van binnen hebben gezien. Hen gaat het erom maximale controle uit te oefenen op scholen en leerkrachten. En uiteindelijk gaat het de overheid om meten en vergelijken: wat zijn de ‘goede’ en de ‘slechte’ scholen en leerkrachten. Zo ontstaat een afrekencultuur die uiteindelijk schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen.
Er is een alternatief. Inderdaad Het Alternatief, het boek dat op 8 oktober aan de staatssecretaris wordt aangeboden.
Bronnen
Jelmer Evers en René Kneyber, 2013. Het Alternatief: Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, uitgeverij Boom, Amsterdam.
Erica Ritzema, 2013. Brief Erica Ritzema: reactie op bezoek aan Inspectie voor het Onderwijs. Werk-/ Steungroep Kleuteronderwijs (WSK) http://wegwijs.in/kleuteronderwijs/2013/06/03/brief-erica-ritzema-reactie-op-bezoek-aan-inspectie-voor-het-onderwijs/
Erica Ritzema, 2013. Ik stop ermee (8). Werk-/ Steungroep Kleuteronderwijs (WSK) http://wegwijs.in/kleuteronderwijs/2013/09/30/ik-stop-ermee-8/
Het schrikbeeld van Amerika is hier al realiteit. Op een kleuterschool moeten kinderen spelen. Thuis moeten kinderen ook spelen. Laten we vaders en moeders van Niet Nederlandse afkomst waar nodig ondersteunen om in hun eigen taal met hun kinderen te spelen. Er is uitgebreide evidentie dat ontwikkeling van T2 moet stoelen op een goede ontwikkeling van T1. Bij voorbeeld
Tokuhama-Espinosa, T. (2003). The multilingual mind: Questions by, for and about people living with many languages. Westport, CT: Praeger Press
Krashen, T. (1981).Second language acquisition and seconde language learning.